Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

dom

betekenis & definitie

dom - bijvoeglijk naamwoord

1. wie niet goed kan denken en weinig snapt
♢ deze domme leerlingen vinden alles te moeilijk
1. hij houdt zich van de domme
[doet alsof hij het niet snapt]
2. zo dom als het achterend van een varken
[heel erg dom]
3. te dom om voor de duvel te dansen
[zeer dom]
4. een dom blondje
[blonde vrouw met weinig verstand]
5. hij is niet zo dom als hij eruitziet
[plagerig commentaar als iemand opeens een slimme opmerking maakt]
6. een domme gans
[een sufferd]
7. het geluk is met de dommen
[domme mensen hebben soms onverwachts geluk]
8. zich van de domme houden
[doen alsof je van niets weet]
2. min of meer toevallig
♢ het was dom geluk dat ik daar net was

Bijvoeglijk naamwoord: dom
... is dommer dan ...
het domst
de/het domme ...
iets doms

Synoniemen
onnozel, stom, suf, sullig

Tegenstellingen
goochem, intelligent, pienter, scherpzinnig, schrander, slim, snugger, vernuftig