dol - bijvoeglijk naamwoord
1. heel erg opgewonden, een beetje gek
♢ ik word dol van dat lawaai
1. dat is te dol
[dat kan niet waar zijn]
2. het is te dol om los te lopen
[al te dwaas]
3. het is om dol van te worden
[ergerlijk en vermoeiend]
2. zonder na te denken
♢ hij rende met zijn dolle kop zo naar buiten
1. door het dolle heen zijn
[zo opgefokt dat je nergens meer bij nadenkt]
2. een dolle Mina
[strijdster voor de emancipatie van vrouwen]
3. wat doordraait, niet meer pakt
♢ dit schroefdraad is dol
Algemene uitdrukkingen:
1. ergens dol op zijn
[er veel van houden]
Bijvoeglijk naamwoord: dol
... is doller dan ...
het dolst
de/het dolle ...
Synoniemen
kierewiet, tureluurs
Gepubliceerd op 14-11-2017
dol
betekenis & definitie