Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

doek

betekenis & definitie

doek - zelfstandig naamwoord

1. lap stof
♢ met een doek maak ik de tafel schoon
1. het witte doek
[het scherm waar een film op vertoond wordt]
2. er geen doekjes om winden
[er openlijk voor uitkomen]
3. dat is een doekje voor het bloeden
[hij probeert het op een makkelijke manier goed te maken]
4. ze ziet zo wit als een doek
[heel erg bleek]
5. iets uit de doeken doen
[het uitleggen]
2. schilderstuk
♢ dit is een kostbaar doek van Van Gogh
3. toneelgordijn
♢ nadat het doek open ging, kon het toneelstuk beginnen
1. een open doekje krijgen
[applaus tijdens de voorstelling]

Zelfstandig naamwoord: doek
het doek
de doeken
het doekje