deuk - zelfstandig naamwoord
1. indeuking in het oppervlak
♢ na de botsing zat er een deuk in de auto
1. nog geen deuk in een pakje boter kunnen slaan
[heel zwak of slap zijn]
2. een lelijke deuk krijgen
[geestelijke schade oplopen]
3. in een deuk liggen
[onbedaarlijk lachen]
Zelfstandig naamwoord: deuk
de deuk
de deuken
het deukje
Synoniemen
put
Gepubliceerd op 14-11-2017
deuk
betekenis & definitie