dekken - regelmatig werkwoord
uitspraak: dek-ken
1. er iets overheen doen
♢ hij dekt het dak met teer
1. de tafel dekken
[er alles op zetten]
2. de verf dekt goed
[je kunt de onderlaag niet meer zien]
3. gedekte kleuren
[niet fel]
4. een gedekt kapsel
[kort geknipt]
5. een gedekte cheque
[waar voldoende geld voor op de rekening staat]
2. hem beschermen
♢ ik zal je wel dekken als ze moeilijk doen
1. ervoor zorgen dat je gedekt bent
[dat je geen moeilijkheden krijgt]
3. betalen wat het kost
♢ dekt de verzekering deze schade?
4. een jong maken
♢ de bok dekt de geit
5. eronder vallen
♢ de schade wordt niet gedekt door de garantiebepalingen
Regelmatig werkwoord: dek-ken
ik dek
jij/u dekt
hij/zij dekt
wij/zij/jullie dekken
ik/jij/u/hij/zij dekte
wij/zij/jullie dekten
hij heeft gedekt
de/het/een gedekte ....
Synoniemen
bevruchten, vergelden, vergoeden
Gepubliceerd op 14-11-2017
dekken
betekenis & definitie