dateren - regelmatig werkwoord
uitspraak: da-te-ren
1. er een datum op zetten
♢ hij dateerde zijn verslag niet
2. uit een bepaalde tijd stammen
♢ dat boek dateert uit de vorige eeuw
Regelmatig werkwoord: da-te-ren
ik dateer
jij/u dateert
hij/zij dateert
wij/zij/jullie dateren
ik/jij/u/hij/zij dateerde
wij/zij/jullie dateerden
hij heeft gedateerd
de/het/een gedateerde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
dateren
betekenis & definitie