Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

dank

betekenis & definitie

dank - zelfstandig naamwoord

1. waarmee je laat blijken dat je er blij mee bent
♢ ik hielp hem, en zijn dank was groot
1. iemand dank betuigen
[zeggen dat je blij bent met wat hij deed]
2. hij heeft het in dank aanvaard
[hij was er blij mee]
3. god zij dank kwam hij op tijd
[gelukkig kwam hij op tijd]
4. ik heb het tegen wil en dank gedaan
[met grote tegenzin]
5. dank zij mijn goede zorgen ...
[door mijn goede zorgen ...]
6. geen dank!
[beleefde reactie als iemand je bedankt]
7. stank voor dank krijgen
[ondankbaarheid krijgen als je verwacht dat iemand dankbaar is]
8. tegen wil en dank
[met tegenzin]
9. het hem niet in dank afnemen
[het hem kwalijk nemen]

Zelfstandig naamwoord: dank
de dank