broeden - regelmatig werkwoord
uitspraak: broe-den
1. op eieren zitten tot de jongen eruit komen
♢ die kip zit te broeden
1. ergens op zitten broeden
[het in stilte uitdenken]
Regelmatig werkwoord: broe-den
ik broed
jij/u broedt
hij/zij broedt
wij/zij/jullie broeden
ik/jij/u/hij/zij broedde
wij/zij/jullie broedden
hij heeft gebroed
broedend, broedende
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk