kip - zelfstandig naamwoord
1. vrouwelijk hoen dat eieren legt
♢ heb je de kippen al gevoerd?
1. hij gaat met de kippen op stok
[gaat vroeg slapen]
2. er was geen kip
[er was niemand]
3. er als de kippen bij zijn
[heel snel]
4. die wordt verzorgd als een broedse kip (TB)
[heel goed verzorgd]
5. de kip met de gouden eieren slachten
[iets wegdoen waar je goed aan verdient]
6. praten als een kip zonder kop
[zonder je verstand te gebruiken]
Zelfstandig naamwoord: kip
de kip
de kippen
het kipje of kippetje
Synoniemen
hen
Gepubliceerd op 14-11-2017
kip
betekenis & definitie