breuk - zelfstandig naamwoord
1. een kapotte bot in je lichaam
♢ de breuk in haar arm genas snel
1. het is tot een breuk gekomen tussen hen
[de vriendschap is verbroken]
2. je lacht je een breuk (populair)
[heel erg lachen]
3. een gecompliceerde breuk
[waarbij het bot door de huid steekt]
4. een beklemde breuk
[als ingewanden ingeklemd zijn in een scheurtje in de buikwand]
2. deel van een getal
♢ driekwart is een breuk
Zelfstandig naamwoord: breuk
de breuk
de breuken
het breukje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk