bout

betekenis & definitie

bout - zelfstandig naamwoord

1. apparaat dat warm wordt en waarmee je kleding strijkt
♢ als je zijde strijkt, mag de bout niet te heet zijn
2. staaf(je) zonder punt, met of zonder schroefdraad, waarmee je platen of planken aan elkaar kunt maken
♢ aan de andere kant van deze bout komt een moer, die vervolgens goed wordt vastgedraaid
3. voor- of achterpoot van een geslacht stuk vee of gevogelte
♢ Welmer vindt het heerlijk om te kluiven aan een kippenbout
4. apparaat waarmee je met behulp van warmte en soldeertin twee metalen aan elkaar vasthecht
♢ met deze hete bout laat je het tin versmelten

Zelfstandig naamwoord: bout
de bout
de bouten
het boutje

Synoniemen
soldeerbout, strijkbout, strijkijzer