borg - zelfstandig naamwoord
1. iemand die belooft je schulden te betalen als dat nodig is
♢ hij is borg voor mij geweest, doen ik dat huis kocht
1. ergens borg voor staan
[het garanderen]
2. constructie die ervoor moet zorgen dat iets niet losraakt
♢ dit pennetje is verbonden met een borg, zodat het niet weg kan raken
3. bedrag dat je tijdelijk moet betalen, maar dat je weer terugkrijgt als alles in orde is
♢ toen ik een fiets huurde, moest ik 100 euro borg betalen
Zelfstandig naamwoord: borg
de borg
Gepubliceerd op 14-11-2017
borg
betekenis & definitie