blaffen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: blaf-fen
1. geluid van een hond (waf, waf)
♢ toen ik aanbelde, begon de hond te blaffen
1. blaffende honden bijten niet
[je hoeft niet bang te zijn voor iemand die lelijke dingen zegt]
2. hard hoesten
♢ Jim was zó verkouden, hij lag de hele nacht te blaffen
Onregelmatig werkwoord: blaf-fen
ik blaf
jij/u blaft
hij/zij blaft
wij/zij/jullie blaffen
ik/jij/u/hij/zij blafte
wij/zij/jullie blaften
hij heeft geblaft
blaffend, blaffende
Gepubliceerd op 14-11-2017
blaffen
betekenis & definitie