bijl - zelfstandig naamwoord
1. steel met een scherp stuk metaal om mee te hakken
♢ met een bijl hakte hij de boom om
1. het bijltje erbij neergooien
[het opgeven, ermee stoppen]
2. voor de bijl gaan
[verliezen]
3. de botte bijl hanteren
[harde maatregelen nemen]
4. al eerder met dit bijltje gehakt hebben
[ervaring hebben]
Zelfstandig naamwoord: bijl
de bijl
de bijlen
het bijltje
Gepubliceerd op 14-11-2017
bijl
betekenis & definitie