belonen - regelmatig werkwoord
uitspraak: be-lo-nen
1. iets geven omdat hij iets goeds heeft gedaan
♢ Jur wordt voor zijn goede rapport beloond met een fiets
Regelmatig werkwoord: be-lo-nen
ik beloon
jij/u beloont
hij/zij beloont
wij/zij/jullie belonen
ik/jij/u/hij/zij beloonde
wij/zij/jullie beloonden
hij heeft beloond
de/het/een beloonde ....
Tegenstellingen
bestraffen, straffen
Gepubliceerd op 14-11-2017
belonen
betekenis & definitie