anker - zelfstandig naamwoord
uitspraak: an-ker
1. ijzeren balk met zijarmen om een schip mee vast te leggen op de bodem
♢ vlak voor de kust gingen we voor anker
1. het anker lichten
[het binnenhalen, zodat de boot weer kan varen]
Zelfstandig naamwoord: an-ker
het anker
de ankers
het ankertje
Gepubliceerd op 14-11-2017
anker
betekenis & definitie