leggen - regelmatig werkwoord
uitspraak: leg-gen
1. zó plaatsen dat het plat ligt
♢ ik leg het boek op tafel
Algemene uitdrukkingen:
1. de kip legt een ei
[maakt een ei]
2. waar leg je de nadruk op?
[wat krijgt de nadruk?]
3. ik leg hem niets in de weg
[ik hinder hem niet]
Regelmatig werkwoord: leg-gen
ik leg
jij/u legt
hij/zij legt
wij/zij/jullie leggen
ik/jij/u/hij/zij legde
wij/zij/jullie legden
hij heeft gelegd
de/het/een gelegde ....
Gepubliceerd op 14-11-2017
leggen
betekenis & definitie