afstand - zelfstandig naamwoord
uitspraak: af-stand
1. ruimte tussen twee plaatsen of dingen
♢ welke afstand hebben jullie gelopen?
1. je moet een beetje afstand nemen
[er niet meer zo druk mee bezig zijn]
2. er afstand van doen
[het opgeven, het afstaan]
3. iemand op afstand houden
[zorgen dat hij niet in je buurt komt]
Zelfstandig naamwoord: af-stand
de afstand
de afstanden
het afstandje
Synoniemen
distantie, verwijdering
Gepubliceerd op 14-11-2017
afstand
betekenis & definitie