Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

afsluiten

betekenis & definitie

afsluiten - onregelmatig werkwoord
uitspraak: af-slui-ten

1. zorgen dat er niets of niemand meer door kan
♢ heb je het huis goed afgesloten?
2. er een eind aan maken
♢ we sluiten de week af met een feest
3. een officiële afspraak op papier maken
♢ je moet een verzekering afsluiten

Onregelmatig werkwoord: af-slui-ten
ik sluit af (... ik afsluit)
jij/u sluit af (... jij afsluit)
hij/zij sluit af (... hij afsluit)
wij/zij/jullie sluiten af (... wij afsluiten)
ik/jij/u/hij/zij sloot af (... ik afsloot)
wij/zij/jullie sloten af (... wij afsloten)
hij heeft afgesloten
de/het/een afgesloten ....
afsluitend, afsluitende

Synoniemen
blokkeren, versperren

Tegenstellingen
openlaten