afdingen

betekenis & definitie

afdingen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: af-din-gen

1. proberen iets voor een lagere prijs te krijgen
♢ je moet op die markt niet de volle prijs betalen, maar altijd afdingen
1. niet laten afdingen
[een vaste prijs hanteren]
2. wat men afdingt, is het eerst betaald
[die winst heb je al binnen]
3. daar valt niets op af te dingen
[dat is uitstekend in orde]
4. er is wel iets op af te dingen
[het kan niet in zijn geheel aanvaard worden]
5. er is niets op hem af te dingen
[op hem aan te merken]

Onregelmatig werkwoord: af-din-gen
ik ding af (... ik afding)
jij/u dingt af (... jij afdingt)
hij/zij dingt af (... hij afdingt)
wij/zij/jullie dingen af (... wij afdingen)
ik/jij/u/hij/zij dong af (... ik afdong)
wij/zij/jullie dongen af (... wij afdongen)
hij heeft afgedongen

Synoniemen
pingelen