aanzitten - onregelmatig werkwoord
uitspraak: aan-zit-ten
1. even vastpakken, tegen iets of iemand aankomen
♢ daar mag je niet aanzitten, Gert-Jan!
2. aan tafel zitten voor de maaltijd
♢ komt u aanzitten, dan kunnen we beginnen
Onregelmatig werkwoord: aan-zit-ten
ik zit aan (... ik aanzit)
jij/u zit aan (... jij aanzit)
hij/zij zit aan (... hij aanzit)
wij/zij/jullie zitten aan (... wij aanzitten)
ik/jij/u/hij/zij zat aan (... ik aanzat)
wij/zij/jullie zaten aan (... wij aanzaten)
hij heeft aangezeten
aanzittend, aanzittende
Synoniemen
aankomen, aanraken, aanroeren
Gepubliceerd op 14-11-2017
aanzitten
betekenis & definitie