Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

aantrekken

betekenis & definitie

aantrekken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: aan-trek-ken

1. het strakker doen
hij trok de veters een beetje aan
1. de buikriem aantrekken
[zuiniger gaan leven]
2. het naar zich toe halen
♢ de magneet trekt ijzer aan
3. interessant vinden
♢ dat plan trekt me niet aan
4. je er druk over maken
♢ hij trekt zich het ontslag erg aan
5. sterker worden
♢ nu de economie aantrekt, zijn er weer meer banen beschikbaar
6. aan of om je lichaam doen
♢ je moet wel een jas aantrekken hoor, het is koud buiten
1. de stoute schoenen aantrekken
[iets doen waarvoor je moed moest verzamelen]
2. wie de schoen past, trekke hem aan
[wie zich schuldig voelt, kan dit toepassen op zijn eigen gedrag]

Algemene uitdrukkingen:
1. nieuw personeel aantrekken
[nieuwe medewerkers oproepen en aanstellen]
Onregelmatig werkwoord: aan-trek-ken
ik trek aan (... ik aantrek)
jij/u trekt aan (... jij aantrekt)
hij/zij trekt aan (... hij aantrekt)
wij/zij/jullie trekken aan (... wij aantrekken)
ik/jij/u/hij/zij trok aan (... ik aantrok)
wij/zij/jullie trokken aan (... wij aantrokken)
hij heeft aangetrokken
de/het/een aangetrokken ....
aantrekkend, aantrekkende