toe - bijwoord, tussenwerpsel
1. je kunt er niet bij of in of door
♢ het kind deed zijn oogjes toe
2. als extra
♢ hij kreeg nog geld toe voor dit karwei
3. heen
♢ waar gaan we naar toe?
1. hij zat met zijn rug naar het raam toe
[naar het raam gekeerd]
4. als nagerecht
♢ wat eten we toe?
1. aansporing
♢ toe, doe je schoenen eens aan
Algemene uitdrukkingen:
1. ik ben eraan toe
[ik wil graag beginnen]
2. tot nu toe
[tot aan dit moment]
3. af en toe
[zo nu en dan]
4. hij is er slecht aan toe
[het gaat slecht met hem]
5. dat doet er niet toe
[het geeft niet]
Bijwoord: toe
Tussenwerpsel: toe
Synoniemen
dicht, gesloten
Tegenstellingen
open
Gepubliceerd op 30-11-2017
toe
betekenis & definitie