aansporen - regelmatig werkwoord
uitspraak: aan'sporen
1. proberen iemand iets te laten doen
♢ mijn ouders sporen me aan beter mijn best te doen op school
Regelmatig werkwoord: aan'sporen
ik spoor aan (... ik aanspoor)
jij/u spoort aan (... jij aanspoort)
hij/zij spoort aan (... hij aanspoort)
wij/zij/jullie sporen aan (... wij aansporen)
ik/jij/u/hij/zij spoorde aan (... ik aanspoorde)
wij/zij/jullie spoorden aan (... wij aanspoorden)
hij heeft aangespoord
de/het/een aangespoorde ....
aansporend, aansporende
Synoniemen
aanmoedigen, bemoedigen, manen, prikkelen
Tegenstellingen
neerslaan, ontmoedigen
Gepubliceerd op 14-11-2017
aansporen
betekenis & definitie