Monumenten in Nederland: Zuid-Holland

Ronald Stenvert, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester, Elisabeth Stades-Vischer, Sabine Broekhoven en Ronald Rommes (2004)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Schiedam

betekenis & definitie

Stad, ontstaan aan de monding van de Schie in de Maas. Rond 1200 werd de Schie bij Overschie (Ouwerschie) afgedamd en omstreeks 1245 legde men iets zuidelijker een nieuwe dam met uitwateringssluis en overtoom (Dam).

De hier ontstane nederzetting werd voorzien van een kerk (1262) en kreeg een jaarmarkt (1270) en stadsrechten nadat Aleida van Avesnes († 1284), zuster van graaf Willem II van Holland, in 1258 ten westen van deze nederzetting het Huis te Riviere had gesticht. De oudste kern vormde zich rondom de kerk in het gebied tussen Korte Achterweg-Laan, Kreupelstraat en Schie.

De bebouwing aan de overzijde van de Dam tussen Breedstraat, Raam en Korte Haven werd hier in 1316 bijgetrokken. De dam zelf verving men in 1336-'39 door een sluis.

Later in de 14de eeuw volgde een zeer ruime uitbreiding tot aan de Noordvest, Vellevest, Westvest en Broersvest, waarlangs rond 1350-'60 een omwalling of ommuring werd gelegd. De oostelijke Schiedijk (Hoogstraat) vormde met de Dam de stedelijke kern.

Verder bleef er binnen de stad voldoende ruimte over voor tuinen en lijnbanen, een begijnhof en drie kloosters. Vanwege het dichtslibben van de Schiemond legde men rond 1300 aan de zuidzijde de Haven (nu Lange Haven) aan en later, in het verlengde daarvan, de Buitenhaven (midden 14de eeuw) en de Voorhaven.

In 1428 werd Schiedam getroffen door een grote stadsbrand. Na de Reformatie hief men het Kruizebroedersklooster op (1572).

De infrastructuur werd gewijzigd door het graven van de Broersveldsloot (1593, gedempt 1891-'93), de verbreding van de Korte Haven (1599) en het graven van de Nieuwe Haven (1613-'14) in aansluiting op de Westvest.

Op de landtong (het Nieuwe Werk) tussen de Nieuwe Haven en de Buitenhaven vestigden zich scheepswerven en zoutketen.

Door lage belastingen op mout, gerst en rogge maakten de scheepvaart en haringvisserij in Schiedam vanaf 1671 plaats voor moutwijnfabricage. In korte tijd veranderden oude haringpakhuizen in mouterijen en branderijen, terwijl op de stadswallen steeds meer industriemolens verschenen.

Aan de Lange Haven en langs de in 1768 aangelegde Plantage bouwden de branders hun deftige huizen. Bij de in 1778-'79 vernieuwde schutsluis aan de Dam verrees in 1792 de voor de jeneverstokerij belangrijke Korenbeurs.

De branderijen zorgden ervoor dat Schiedam ook in de eerste helft van de 19de eeuw bleef bloeien. Het hoogtepunt van deze industrie lag tussen 1850 en 1880, waarna de overgang op de van suikerbieten gemaakte melasse-alcohol (1884) voor achteruitgang zorgde.Belangrijke infrastructurele werken aan de zuidzijde van Schiedam waren het graven van de Westerhaven (1861-'62), de Wilhelminahaven (1914-'15) en de Wiltonhaven (1916). Begin 20ste eeuw vestigden zich hier ook enkele scheepswerven, zoals Gusto (1905) en Wilton-Feijenoord (1916). Tussen het aan de noordoostzijde gelegen station (1847) en de stad ontstond vanaf 1870 de Stationswijk. Ten zuiden van de Westerhaven kwam vanaf 1863 de arbeiderswijk De Gorzen tot ontwikkeling. De industriemolens aan de in 1867-'69 gedempte Broersvestgracht werden in 1903-'06 gesloopt. Op de Koemarkt kwam in 1907 de keerlus van de Rotterdamse tram te liggen.

Vanaf 1925 werd de Broersvest de ruggengraat van de Schiedamse city-vorming. Na de Tweede Wereldoorlog is de stad vooral naar het noorden uitgebreid (Nieuwland, Tuindorp, Groenoord, Woudhoek), waardoor ook het dorp Kethel ingebouwd is geraakt. Grote delen van de binnenstad zijn ingrijpend gesaneerd, waaronder vanaf 1950 de Brandersbuurt (noorden) en rond 1980 de Laan (midden). De rest van de binnenstad is een beschermd gezicht.