Monumenten in Noord Holland

R. Stenvert en C. Kolman (2006)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Enkhuizen

betekenis & definitie

Stad, gelegen op de oostpunt van het West-Friese schiereiland. Rond 1100 bestond er een zuidoostelijker gelegen vissersdorp Enghusen.

Dit dorp had sterk te lijden onder de stormen van 1173 en 1287 en verwoestingen in 1297 en 1309. Meer landinwaarts lag het in 1204 voor het eerst vermelde agrarische dorp Gommerkarspel, dat zich uitstrekte langs De Streek (nu deels Westerstraat).

Na de aanleg van een nieuw stuk Westfriese Omringdijk in 1326 in de stad lopend via het tracé Breedstraat, Vissersdijk, Noorderweg verleende graaf Willem V in 1355 stadsrechten aan de samensmelting van ‘Enghusen ende Gommerkerspel’ onder de naam Enchusen.Kort daarna begon men met een eerste omwalling en de aanleg van een noordzuid gerichte binnendijkse haven, de Zuiderhaven (Zuider Havendijk; 1361-'62). Rond 1400 volgde de aanleg van een buitenhaven (Rommelhaven), grofweg ter plaatse van de huidige Buitenhaven. Het buitendijkse vissersdorp werd na de St.-Elisabethvloed (1421) geheel verlaten. De aldaar gelegen St.-Pauluskerk herbouwde men in 1422 binnendijks als St.-Pancraskerk. Vanaf 1470 kwam de St.-Gomaruskerk tot stand als tweede parochiekerk. Nabij het Zuiderspui in de huidige Bocht verrees in 1428 een eerste stenen stadspoort, de ‘Blauwe Poort’.

De hier dichtbij staande Engelse Toren (1395), later Oost Indische Toren genoemd, werd rond 1470 versteend en verhoogd. Voorspoed in de 15de eeuw leidde tot de bouw van de twee genoemde parochiekerken en ook van diverse kloosters, waaronder het St.-Agnesklooster met begijnhof (eerste vermelding 1398), het St.-Ursulaklooster (1420), het St.-Claraklooster (1441-'65), het St.-Caecilia of Westerklooster (1441-'65) en het augustijnenklooster (1458). Een tussen 1489 en 1546 opgeworpen verdedigingsgordel volgde het tracé Dijk, Prinsenstraat, Oude Gracht, Spaans Leger en Wilhelminaplantsoen. Ter verdediging van de haven verrees de Dromedaris (1540). Voor de toenemende vloot haringbuizen werd de zuidelijke stadsgracht verbreed tot haven (Oude Haven) en tevens ontstonden de Vissershaven (1562) en de Oosterhaven (1567). Om marktruimte te verkrijgen, dempte men in 1544 een deel van de oudste haven (Nieuwstraat). Een tweede grote bloeiperiode begon toen Enkhuizen in 1572 overging tot het Staatse kamp en als beloning daarvoor van Willem van Oranje in 1574 het paalkistrecht ontving (recht op een vergoeding voor de bebakening van de scheepvaartroute via Vlie en Marsdiep).

Verder gaf de blokkade van de haven van Amsterdam (1572-'78) een impuls aan Enkhuizen en er kwamen weer nieuwe havens: Nieuwe Haven (1590), Oude Buyshaven (1590), Krabbershaven (1593 en Nieuwe Buyshaven (1619). Enkhuizen had een belangrijk aandeel in de oprichting van de V.O.C. (1602) en de W.I.C. (1621). De stad kreeg tussen 1593 en 1600 aan de westzijde een aanzienlijke uitbreiding en een nieuwe verdedigingsgordel met zeven bastions. In dat nieuwe stadsdeel verlengde men de Oude Gracht noordwaarts en groef men parallel aan de Westerstraat de Zuider en de Noorder Boerenvaart. Net als het in 1688 gebouwde stadhuis bleek deze uitbreiding echter veel te hoog gegrepen voor de na de Eerste Engelse Oorlog (1650-'52) krimpende economie van Enkhuizen. De handel verplaatste zich naar Amsterdam en de visserij kwijnde door verminderde haringvangsten en een zandbank voor de kust (Enkhuizerzand).

In 1622 telde Enkhuizen 21.000 inwoners en in 1840 slechts 5000. Ook het huizenbestand nam dramatisch af, van 3600 woningen in 1630 naar slechts 1000 in 1840. Leegstand leidde tot afbraak en vooral tussen 1730 en 1830 was het slopersbedrijf net als de handel in puin geen onbelangrijke bedrijfstak. Vooral in de nooit geheel bebouwde stadsuitbreiding van 1593 ontstonden weilanden, boomgaarden en moestuinen; begin 19de eeuw lagen hier meer dan dertig stadsboerderijen. Dit deel werd de Boerenhoek genoemd. Tot algehele malaise droeg bij dat het Oostindiëhuis (1630) in 1816 afbrandde en de Latijnse School (1593) in 1821.

Het W.I.C-huis (1639) werd in 1828 gesloopt en in 1825-'30 dempte men een deel van de havens. Het Rijk nam in 1836 het paalkistrecht over. Voor enige opleving zorgden de bemaling van de Polder Het Grootslag (1863) waarna men zich vanuit de Boerenhoek buiten de wallen op tuinbouw kon toeleggen - en de aanleg van een strekdam (1872-'77) voor de scheepvaart. In 1885 kwam een spoorverbinding met Amsterdam tot stand, met een spoorhaven ten dienste van de aansluitende veerdienst op Stavoren (1886). Aan de noordzijde werden de Vissershaven en de Krabbershaven gedempt en veranderd in plantsoenen (1885) en aan de zuidzijde kwam ter plaatse van de gedempte Oude Buishaven en een gedeelte van de Nieuwe Haven het Snouck van Loosenpark tot stand (1895-'97). Het resterende deel van de Nieuwe Haven vergrootte men tot Buitenhaven (1887). Ook het Venedie werd kort na 1896 gedempt.

Pas na de Tweede Wereldoorlog is Enkhuizen buiten de oude grenzen getreden. Op basis van het Uitbreidingsplan Noord (1950) heeft men in de Weeshuispolder een flinke woonwijk aangelegd. Ten zuiden van de spoorlijn vestigde zich in 1947 de Draka-fabriek (nu Solvay-Draka) en een verdere industrie-uitbreiding kon worden gekoppeld aan de aanleg van de Houtribdijk naar Lelystad (1976). Aan de noordkant van de binnenstad heeft men buitendijks een buitenmuseum ingericht van het in het in 1950 gestichte Zuiderzeemuseum. Toerisme en watersport vormen sinds circa 1960 een belangrijke inkomstenbron.

Ondanks de sloop in 1966 van de oude stadsherberg (1598) op het Eiland en mede dankzij diverse restauraties is Enkhuizen een beschermd stadsgezicht.