Stad, ontstaan op een rivierduin bij de monding van de Slinge in de Oude IJssel, waar de weg van Zutphen naar Emmerik de rivier kruiste. De nederzetting, ook wel als Deutekom aangeduid, wordt voor het eerst in 838 genoemd.
In 1230 kreeg Doetinchem een jaarmarkt en in 1236 stadsrechten.Een eerste versterking was er mogelijk al rond 1100. Bij verdere versterkingen in 1434 kreeg Doetinchem zijn eivormige plattegrond en vier stadspoorten. In 1527 verwoestte brand een groot deel van de stad. Na de inname door Staatse troepen in 1599 verbeterde men in 1604-'06 de omwalling. Doetinchem boette in de 17de en 18de eeuw sterk aan belang in. Wel bouwde men in 1726 een nieuw stadhuis.
In 1850-'62 werden de stadspoorten gesloopt. Met de vestiging van internaat Ruimzicht (1868), drukkerij Misset (1871) en de bouw van het station (1883) ontstond een nieuwe bloeiperiode. In 1920 werden Stad en Ambt Doetinchem samengevoegd. Bij een bombardement in 1945 ging veel van de bebouwing in de binnenstad verloren, waaronder het stadhuis, de synagoge en de R.K. kerk. Na de oorlog is er veel gesloopt. De stad won aan belang als regionaal verzorgingscentrum en groeide uit met nieuwe wijken. De nederzettingen Dichteren en Wijnbergen (tot 1984 gemeente Bergh) kwamen daardoor binnen de stedelijke bebouwing te liggen.