Gepubliceerd op 01-12-2020

forel

betekenis & definitie

kleine vis uit de familie van zalmen (Salmonidae). Het zijn roofvissen van het geslacht Salmo, die men verspreid over het hele gematigde noordelijke halfrond aantreft.

In Nederland en België komen van nature de beekforel (Salmo trutta fario) en de stamvorm daarvan, de zeeforel (Salmo trutta trutta) voor; de Noordamerikaanse regenboogforel (Salmo gairdneri) is uitgezet op diverse plaatsen, maar deze schijnt zich hier niet voort te planten.De beekforel is variabel van kleur, bruinzwart tot lichtgroenig-blauwgrijs, de rug donker met zwarte vlekken, de flanken gelig met rode wit- of blauwomrande vlekken; zij bereikt een lengte van ruim 50 cm. Zij leeft in snelstromende, zuurstofrijke wateren en is door de vervuiling in aantal sterk achteruitgegaan. De voortplanting vindt plaats van nov.-febr. Deze in geheel Europa voorkomende standvis is van belang als consumptie- en sportvis, en wordt daarom gekweekt en uitgezet, hetgeen wellicht de enige bron is van de nog resterende Ned. populatie (Zuid-Limburg).

De zeeforel, ook wel schotje of schotzalm genoemd, is minder zeldzaam voor de Ned.-Belg. kust, maar zwemt hier minder vaak de rivieren op dan elders. Zij is zilverkleurig met stervormige zwarte vlekken op dê bovenhelft, en bereikt een lengte van ruim 1 m. Men treft de zeeforel aan voor het kustgebied van West-Europa, van de Witte Zee tot Portugal, inclusief GrootBrittannië en Ijsland.

De regenboogforel werd ca. 1885 in Europa ingevoerd vanuit Noord-Amerika, en is in Nederland en België vooral de laatste jaren gekweekt en uitgezet (Veerse Meer, Friesland, Ardennen). Zij paait in NoordAmerika van nov.—april. Zij wordt gekenmerkt door een rozerode band langs de zijden, en bereikt een lengte van 70 cm.

Zij is geschikt voor uitzetten in min of meer stilstaand water, daar zij minder behoefte heeft aan zuurstofrijk water.

De forellenteelt is lonend gebleken sinds de tweede helft van de 19e eeuw toen er kunstmatige bevruchting werd toegepast. Hierbij wordt door druk op de buik bij rijpe mannetjes het homvocht afgestreken over de kuit, die op dezelfde wijze is verkregen van een rijp vrouwtje. De bevruchte eieren laat men in speciale apparaten tot ontwikkeling komen en de jonge vis wordt vervolgens uitgezet in vijvers of betonnen bekkens en gevoerd met slachtafval en droog voer. De vijvers of bekkens worden voorzien van stromend zuurstofrijk water met een temperatuur van 16-18 °C. De voornaamste centra zijn in Denemarken, Frankrijk, Noord-Amerika, Japan, de BRD, Italië en Nederland (Gulpen).