het plotseling afstorten (rollen, glijden, schuiven, vallen, opspringen) van een gedeelte van een bergwand. Deze bergwand kan steil, loodrecht of overhangend zijn.
Gedurende de val verliest het materiaal zijn samenhang en slaat uiteen in een groot aantal veel kleinere blokken en fragmenten. Het gaat bij bergstorting om een grootschalig proces, waarbij honderden kubieke meters aan gesteente afstorten. Het landschap waar het materiaal is terechtgekomen, vertoont dikwijls een zeer onrustig reliëf met kleine meertjes.Bij steile berg- of dalwanden (b.v. ontstaan door glaciale processen) komen bergstortingen vrij algemeen voor. De prehistorische bergstorting bij Flims (Zwitserland) in het Boven-Rijndal is een veelgenoemd voorbeeld. Hierbij damde een puinmassa van vele honderden meters dik het dal volledig af, waardoor een enorm meer ontstond, dat duizenden jaren moet hebben bestaan. Op den duur heeft de Rijn zich via een kloof een weg door het puin gebaand.
In recente tijd (1950) hebben aardbevingen in Assam bergstortingen veroorzaakt, waardoor eveneens rivierdalen versperd raakten, met als gevolg grote overstromingen. Als er gevaar voor een bergstorting bestaat, probeert men tegenwoordig een deel van de rotsmassa kunstmatig te verwijderen en zo het risico te verkleinen.