Gepubliceerd op 01-12-2020

basecosysteem

betekenis & definitie

levend systeem of levensgemeenschap waarin bomen de globale ecologische structuren en processen bepalen. Bodem, water, atmosfeer, zonne-energie, planten en dieren zijn daarbij de functionele componenten.

Het begrip ecosysteem kent geen maat: een groot bos, een stuk ervan of een bosje zijn alle ecosystemen. Daarom geeft men vaak voor bosecosystemen gemiddelde cijfers over grote oppervlakten waarop zich eigenlijk meer dan een bosecosysteem bevindt. Zo is het tropisch regenwoud in feite een verzameling regenbossen, die nogal verschillend zijn in bodemtype, lokaal klimaat, helling of soorten samenstelling.Componenten van bosecosystemen Door onderlinge relaties zijn de componenten van bosecosystemen niet onafhankelijk, zij sturen elkaar. Voedsel- en energiestromen bepalen veel van zulke relaties: de zon geeft energie, die met bodemmineralen en water door groene planten wordt vastgelegd in produkten die o.a. dieren voeden, en na afbraak weer energie, water en bodemhumus leveren. In bosecosystemen gaan er weinig mineralen verloren door uitspoelen of wegwaaien. Elke plante- of diersoort verzorgt een eigen deelstroompje in het web van voedsel- en energieverdeling. Hoe soortenrijker het bosecosysteem, des te ingewikkelder het web, en hoe kwetsbaarder het bos. Beschadiging van een component ontregelt het systeem: overbejaging geeft b.v. te weinig dieren, verkeerd wildbeheer te veel, waardoor sommige plantesoorten verdwijnen en andere dominant worden.

Ontbossing neemt sturing door planten en dieren weg, zodat de grond degradeert (uitspoeling) en het water massaal wegstroomt (bodemerosie). Veranderingen in bosecosystemen. Als elk levend systeem ontstaat bos, groeit het, veroudert en sterft. De levensloop heet ‘omloop’ in de bosbouw. In de natuur is de omloop minder duidelijk: bosverjonging (‘geboorte’) treedt op in een mozaïek van grote en kleine vlakken, de kleinste via de val van een boom. Het resultaat is een mengeling van grote en kleine stukken jong en oud bos, en open plekken met dood hout.

Bossterfte op grote oppervlakten schept ruimte voor jong pionierbos, in Nederland grove-dennen- of berkenbos met eik, of wilgen (Oostvaardersplassen). In pionierbos sterven kleinere en grotere stukken, waarop een volgende bossoort zich verjongt, b.v. met beuk. Storm, overstroming, droogte en vuur scheppen vroeg of laat ruimte voor nieuw pionierbos. Doordat veranderingen door groei langzaam gaan, schijnt een bosecosysteem onveranderlijk en lijken plotselinge natuurlijke veranderingen, zoals de beukensterfte in 1977, een ramp. Juist de veranderingen laten nissen ontstaan en verdwijnen voor veel planten en dieren: in elke levensfase van elke bossoort zijn soortensamenstelling en voedselkringloop anders.