(aderverkalking), vaatziekte waarbij de wanden van slagaders dik en hard worden. De slagaders verliezen bij artériosclérose hun elasticiteit en soepelheid, en hun doorsnede wordt kleiner.
Dit alles is het gevolg van de afzetting van vettige stoffen tegen de vaatwanden (d.i. athérosclérose), waardoor beschadiging, bindweefselvorming en verkalking optreden. Artériosclérose kan overal in het lichaam voorkomen; vaak is de aorta aangetast.De oorzaak is niet goed bekend; waarschijnlijk zijn er vele oorzaken, maar men neemt aan dat het in zekere mate een onderdeel is van het normale verouderingsproces. Bij de meeste mensen is er sprake van een lichte, met de leeftijd toenemende mate van artériosclérose, waarbij ernstige verschijnselen (b.v. hartinfarct, weefselversterf, embolie) niet of pas op hoge leeftijd optreden. Artériosclérose komt eerder en vaker voor bij mensen die te dik zijn, roken, te weinig bewegen, bij mensen met hoge bloeddruk, diabetes mellitus, en bij diegenen bij wie in de familie veel hartinfarcten en andere vaatziekten voorkomen op grond van stoornissen in de vetstofwisseling.
Is arteriosclerose eenmaal ontstaan, dan is zij blijvend; de harde en nauwe slagader kan niet meer soepel worden en zijn normale doorsnede terugkrijgen. Het is daarom van belang risicofactoren die de beschadiging van de wanden van de slagaders teweegbrengen zoveel mogelijk tegen te gaan of te vermijden, nl. verhoogde bloeddruk, het inademen van koolmonoxide, roken, het eten van veel verzadigd vet.