Gepubliceerd op 03-03-2017

Marrons

betekenis & definitie

Afstammelingen van weggelopen slaven in Suriname, ook bosnegers of boslandcreolen genoemd. Vanaf het eind van de r6de eeuw werden naar schatting minstens zo'n 200.000 mensen uit West-Afrika naar Suriname gevoerd als slaven (zie slavernij).

Zij moesten in erbarmelijke omstandigheden werken op plantages, waar de eigenaren er wrede praktijken op na hielden en de behuizing en het eten beroerd waren. Veel slaven vluchtten dan ook als ze de kans kregen de jungle in. Daar groepeerden ze zich in gemeenschappen en voerden ze een guerrillaoorlog tegen de blanken. Pas aan het einde van de r8de eeuw werd een vredesakkoord bereikt.

De marrons ('weglopers', een benaming waaraan zij de voorkeur geven boven die van bosnegers of boslandcreolen) vormen nu nog samen met de indianen de bewoners van het Surinaamse binnenland. In de loop der tijd hebben zij zich gegroepeerd tot een aantal stammen: de Aukaners, de Saramakaners, de Matuwari, de Para­makaners, de Boni en de Kwinti. Aan het hoofd van elk volk staat een granman. Ze leven vooral langs de grote rivieren, de belangrijkste verbindingen met de kust. Door hun betrekkelijk geïsoleerde levenswijze hebben zij een cultuur bewaard die door antropolo­gen wel de puurste Afrikaanse cul­ tuur buiten Afrika wordt genoemd.

De gedachtewereld van de marrons wordt nog steeds sterk bepaald door winti. Door de aanleg van het Brokopondostuwmeer en, als gevolg daarvan, de gedwongen verhuizing van dorpen naar minder gunstige plekken vertrokken velen naar Paramaribo en van daaruit naar Nederland. Zeker voor de jongeren begint de grote stad steeds meer te trekken: daar is meer scholing te verkrijgen en er is een gro­ tere keus in westerse luxe artikelen. Er wonen nu ongeveer 8000 marrons in Nederland. Stadscreolen noemen ze soms djuka\ een aanduiding voor iemand die zich in hun ogen wat dommig gedraagt.