Gepubliceerd op 30-07-2017

Ontwikkelingshulp

betekenis & definitie

Hulp van rijke landen aan arme landen in de derde wereld.

Tussen 1950-60 nam in rijke, westerse landen langzaam het inzicht toe, dat het vraagstuk van de armoede in de derde wereld blijvende en intensieve aandacht vroeg. De Verenigde Staten begonnen in 1951 met een programma voor ontwikkelingshulp. Dit initiatief lag in het verlengde van de Marshall-hulp aan Europa. In 1951 bedroeg de hulp acht miljard dollar. In 1991 verschaften de rijke industrielanden 58,2 miljard dollar officiële hulp. In 1990 was dat bedrag 55,1 miljard dollar. De ontwikkelingshulp bestaat uit giften, leningen, goederen en de inzet van westerse deskundigen.

De Verenigde Naties hanteren als norm dat rijke industrielanden 0,7 procent van hun Bruto Nationaal Product aan ontwikkelingshulp moeten besteden. De landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) kwamen in 1991 tot gemiddeld 0,34 procent. Slechts vijf leden gaven meer dan het streefpercentage: Noorwegen (1,14 procent), Denemarken (0,96 procent), Zweden (0,92 procent), Nederland (0,88 procent) en Finland (0,76 procent). Frankrijk kwam weliswaar tot 0,80 procent, maar dat percentage was inclusief de steun aan eigen overzeese gebiedsdelen.