Gepubliceerd op 13-06-2017

Jamaica

betekenis & definitie

Eiland in de Caribische Zee, dat op 6 augustus 1962 onafhankelijk werd.

Jamaica werd in 1494 door Columbus ontdekt. Het eiland heette Xaymaca, wat in de taal van de oorspronkelijke inwoners land van bos en water betekende. De Indiaanse Arowakken werden door de Spaanse kolonisten vrijwel uitgemoord. De Europeanen importeerden slaven uit West-Afrika om het werk te doen.

In 1655 veroverden de Britten Jamaica op de Spanjaarden; zij maakten van het eiland een centrum van slavenhandel en van de verbouw van suikerriet, indigo en cacao. Na de afschaffing van de slavernij in 1833 ging Jamaica economisch achteruit; de opheffing van de voorkeurrechten voor koloniale waren in Engeland in 1846 betekende opnieuw een zware klap voor de Jamaicaanse suikerrietcultuur. Economische achteruitgang en sociale ellende leidden in 1865 tot een grote opstand. De sinds 1655 bestaande volksvertegenwoordiging werd opgeheven; Jamaica werd in 1866 een kroonkolonie. Daarna ging het met Jamaica bergopwaarts; er werd een beter sociaal en economisch beleid gevoerd. Met name de bananenplantages redden Jamaica van de ondergang. In de twintigste eeuw werd de bauxietwinning van groot belang. In de jaren dertig waren er opnieuw hevige onlusten als gevolg van rassentegenstellingen en de negatieve gevolgen van de economische wereldcrisis.

In 1944 kreeg Jamaica autonomie; op 6 augustus 1962 werd het land onafhankelijk. Onder de regeringen van de Jamaica Labour Party (JLP, Arbeiderspartij van Jamaica) bleef de kloof tussen arm en rijk op het eiland groot. Daardoor groeide de radicalere socialistische oppositie van de People's National Party (PNP, Nationale Volkspartij). Na de verkiezingen van 1972 kwam de PNP aan de macht. De partij nationaliseerde de belangrijkste bedrijfstakken en voerde landhervormingen door. De Jamaicaanse regering stond op zeer goede voet met Cuba en de socialistische staten van het Oostblok.



In 1980 won de JLP de verkiezingen en gooide het roer radicaal om. Jamaica oriënteerde zich op de Verenigde Staten en de rest van de westerse wereld. Onder druk van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voerde het nieuwe bewind forse bezuinigingen door. Door de slechte markt voor suiker, bauxiet en aluminium bleef de door de JLP verwachte economische groei echter uit. De PNP wist bij de verkiezingen van 9 februari 1989 opnieuw de gunst van de kiezers te verwerven; de partij won vijfenveertig van de zestig zetels in het Huis van Afgevaardigden, tegen de JLP vijftien. In de jaren negentig is het toerisme een sterk groeiende inkomstenbron, die echter voortdurend onder druk staat door de omvangrijke (drugs)criminaliteit. Ondertussen versterkte de PNP zijn machtspositie; bij de verkiezingen van 30 maart 1993 won de PNP tweeënvijftig zetels, terwijl de JLP op acht zetels bleef steken.