Gepubliceerd op 13-06-2017

Botha, Pieter Willem (1916)

betekenis & definitie

Premier (1978-89) en president (1984-89) van Zuid-Afrika, die ondanks grote internationale druk aan de apartheidspolitiek vasthield.

Pieter Botha was afkomstig uit de Oranje-Vrijstaat, maar verhuisde in 1936 naar de Kaapprovincie. Na zijn rechtenstudie ging hij in de politiek. In 1948 werd hij in het parlement gekozen. Botha was secretaris-generaal van de Nasionale Party en bekleedde verschillende ministersposten. Hij werd in 1978 premier en in 1984 president. Botha was de eerste president van Zuid-Afrika na het aanvaarden van een nieuwe grondwet. Hij combineerde de functies van premier en president. Als opperbevelhebber van de strijdkrachten voerde Botha een agressieve buitenlandse politiek tegen de buurlanden Angola, Mozambique en Zuidwest-Afrika (Namibië). Onder zijn presidentschap werd in juli 1985 de staat van beleg afgekondigd. Botha liet hard tegen de politieke onrust in zijn land optreden, maar het binnen- en buitenlandse verzet tegen de apartheid hield aan en werd geleidelijk krachtiger. In december 1988 werd Botha door een beroerte getroffen. Hij verloor de greep op de partij en trad in september 1989 verbitterd af. Botha werd opgevolgd door F.W. de Klerk.

< >