Gepubliceerd op 13-06-2017

Zuid-Afrika

betekenis & definitie

Republiek in Afrika; in 1910 onafhankelijk geworden van Groot-Brittannië.

In 1652 stichtten de Nederlanders bij Kaap de Goede Hoop een verversingsstation voor de schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, op hun route van en naar de koloniën in Indië. Het verversingsstation groeide uit tot de Kaapkolonie, die tot 1795 onder Nederlands bestuur bleef. In dat jaar werd de kolonie door de Britten veroverd; van 1803-06 was de Kaapkolonie opnieuw in Nederlandse handen, en werd daarna definitief Brits.

De Britten kwamen in conflict met de blanke bevolking - ook wel Boeren genoemd - die zich stootten aan het autocratisch optreden, het streven naar anglisering en pogingen de positie van de zwarte bevolking te verbeteren. In 1835 trok een groot aantal Boeren uit de Kaapprovincie weg. In 1852 erkende Groot-Brittannië de onafhankelijke Boerenrepubliek Transvaal en in 1854 Oranje-Vrijstaat. Onder meer door de vondst van goud en diamanten op het gebied van de Boerenrepublieken braken tot tweemaal toe oorlogen met de Britten uit. In de tweede Boerenoorlog (1899-1902) werden de Boerenrepublieken uiteindelijk door de Britten onderworpen.

In 1910 werden de Kaapprovincie, Natal, Transvaal en Oranje-Vrijstaat onafhankelijk onder de naam Unie van Zuid-Afrika. Het land ontwikkelde zich tot een westerse welvaartsstaat in Afrika. De macht in het land was in handen van de blanke minderheid. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de politiek van scheiding van de verschillende rassen uit tot de apartheidspolitiek. De rassenscheiding werd vooral door de politici van Nederlandse afkomst ver doorgevoerd. Het verzet van de zwarten en kleurlingen tegen de apartheidspolitiek was aanvankelijk geweldloos, maar werd vanaf 1964 met wapens gevoerd. In die strijd speelde het African National Congress (ANC, Afrikaanse Nationale Congres) een belangrijke rol. De verhouding van Zuid-Afrika met de buurlanden (frontlijnstaten) was zeer gespannen. Internationaal raakte Zuid-Afrika geïsoleerd, vooral ook als gevolg van uitgebreide sancties, uitgevaardigd door de Verenigde Naties.

Aan het einde van de jaren tachtig begon president Frederik Willem de Klerk onder druk van de binnen- en buitenlandse kritiek de apartheid af te schaffen. De Klerk ontpopte zich als de grote hervormer van Zuid-Afrika. Hij zorgde voor de beëindiging van de noodtoestand, de vrijlating van ANC-leider Nelson Mandela in februari 1990 en de afschaffing van het apartheidssysteem. De Klerk kreeg veel binnenlandse kritiek van conservatieve blanken, maar werd internationaal bejubeld om zijn daden. Hij werd hiervoor beloond met opheffing van de sancties tegen Zuid-Afrika en een sterke toename van de buitenlandse investeringen. De Klerk en het inmiddels gelegaliseerde ANC kwamen overeen in 1994 vrije verkiezingen te houden. Het ANC kwam hieruit als de grote winnaar naar voren, waarna De Klerk het presidentschap aan Mandela afstond en zelf tweede vice-president (na Mbeki) werd. Mandela en De Klerk kregen in 1993 de Nobelprijs voor de vrede vanwege hun grote inspanningen voor een vreedzame ontwikkeling in Zuid-Afrika.



Er brak nu een geheel nieuw tijdvak voor Zuid-Afrika aan. Voor het eerst in de geschiedenis werd het land bestuurd door een regering die representatief voor de bevolking was. De problemen bleken immens. De economische positie van miljoenen niet-blanken was erg slecht; het zou jaren duren voordat er duidelijke verbeteringen waren bereikt. Ook op het gebied van de huisvesting was erg veel werk te verzetten. Onder leiding van Mandela werden de problemen energiek aangepakt, terwijl hij door zijn verzoenend optreden de eenheid van het land wist te bewaren.