Gepubliceerd op 29-06-2020

Armgard Prinses zur Lippe-Biesterfeld

betekenis & definitie

Moeder van prins Bernhard der Nederlanden.

Voluit: Armgard Kunigunde Alharda Agnes Oda Prinses zur Lippe-Biesterfeld, geboren barones von Cramm; geboren te Driburg, Westfalen op 18 december 1883; overleden op kasteel Warmelo bij Diepenheim op 27 april 1971; dochter van Aschwin baron von Sierstorpff-Cramm en Hedwig baronesse von Sierstorpff. Zij huwde op 24 oktober 1905 met Bodo graaf von Oeynhausen. Nadat dit huwelijk in 1908 door echtscheiding was ontbonden, trad zij 4 maart 1909 in het huwelijk met prins Bernhard zur Lippe (Oberkassel 26 augustus 1872 München 19 juni 1934). Twee zonen: Bernhard Leopold (1911) en Ernst Aschwin (1914).

Prins Bernhard en Armgard betrokken kort na hun huwelijk het landgoed Reckenwalde in het oosten van Brandenburg, dat Armgard in die periode erfde. Uit hun huwelijk werd als oudste zoon Bernhard Leopold geboren. In juni 1914 kreeg Armgard een tweede zoon, Ernst Aschwin. Aanvankelijk gingen Bernhard Leopold en Ernst Aschwin als graaf von Biesterfeld door het leven, omdat de oudere broer van hun vader, de regerende vorst van Lippe, het huwelijk van zijn broer met de gescheiden en ‘nicht-ebenbürtige’ (niet-gelijkwaardige) Armgard niet kon waarderen. Pas in 1916 werd de familiekwestie bij vorstelijk decreet opgelost, kreeg Armgard de titel van prinses en werden Bernhard en Aschwin verheven tot prinsen zur Lippe-Biesterfeld. Armgard voedde de beide broers op Reckenwalde beschermd op. Zij bracht vooral Bernhard, die een nauwe band met haar kreeg, de liefde voor het paardrijden bij.

Na het overlijden van haar man in 1934 bleef Armgard op Reckenwalde wonen. Het beheer van het landgoed had haar echtgenoot al tijdens zijn leven opgedragen aan kolonel Alexis Pantchoulidzew, een huisvriend van de familie die gedurende de Eerste Wereldoorlog zijn intrek op Reckenwalde had genomen en de rest van Armgards leven niet van haar zijde zou wijken. Pas toen de Russen in 1944 oprukten in Oost-Pruisen namen prinses Armgard en haar zoon Aschwin de wijk naar Bad Driburg. Daar vond prins Bernhard, die in de eerste jaren van de oorlog via de Portugese ambassade en daarna via codeberichten op BBC-radio met zijn moeder contact had onderhouden, haar weer terug. De prins, die zeer op zijn moeder gesteld was, zorgde ervoor dat prinses Armgard onderdak vond in Nederland. Nabij Diepenheim (Overijssel) kocht hij in 1952 kasteel Warmelo, waar de prinses, vergezeld door kolonel Pantchoulidzew, haar intrek nam.

Landgoed Reckenwalde zou later worden omgebouwd tot verpleeginrichting voor reumapatiënten. Het betrekken door Armgard van een woning in Hilversum, nabij Soestdijk, werd door prinses Wilhelmina verhinderd. Zij vreesde dat Armgard te veel invloed zou krijgen op paleis Soestdijk.

Zo nu en dan maakte prins Bernhard met prinses Armgard en de kolonel een buitenlandse reis. De prins bezocht zijn moeder vrijwel iedere zondagmiddag in Warmelo. Ook de kleinkinderen Beatrix, Irene, Margriet en Christina kwamen vaak bij hun grootmoeder op bezoek. Zij gingen liever naar het ‘Warme Loo’ (prinses Armgard) dan naar het ‘Koude Loo’ (prinses Wilhelmina). Zeker op Irene had prinses Armgard grote invloed. In 1951 ging Armgard over naar de Rooms-Katholieke Kerk.

Wellicht dat die beslissing een rol speelde bij het besluit van Irene om in 1963 hetzelfde te doen. Armgard zou ook een rol hebben gespeeld in het contact leggen tussen Irene en haar toekomstige echtgenoot Carlos Hugo. Over verdergaande invloed van prinses Armgard op de Nederlandse monarchie en de politiek gingen medio jaren ’50, gedurende de Greet Hofmansaffaire, geruchten in de Britse pers. In Nederland spraken sommigen die tegen. Ondanks haar flamboyante levensstijl, onder meer blijkend uit een liefde voor snelle auto’s en het (in het openbaar) roken van sigaren en sigaretten, wist Armgard een hoge leeftijd te bereiken. Ook al vielen de laatste jaren op Warmelo haar zwaar, zeker nadat in 1968 kolonel Pantchoulidzew overleed.

Bij de prinses zelf werd longkanker geconstateerd. Op 27 april 1971 overleed de prinses in aanwezigheid van haar beide zonen en schoondochters. Haar lichaam werd aan de zijde van haar in 1934 overleden echtgenoot bijgezet in Detmold, de hoofdstad van het voormalige vorstendom Lippe. Koningin Beatrix is naar haar beide grootmoeders vernoemd: haar derde doopnaam is Armgard.

< >