Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Tachtigjarige Oorlog

betekenis & definitie

Tachtigjarige Oorlog, (1568 1648), opstand in de Nederlanden tegen het Spaanse gezag, uitlopend op een oorlog.

Vanaf 1577 waren alle gewesten erbij betrokken, maar na 1585 werd de strijd vooral door de noordelijke gewesten gevoerd. De oorzaken van de opstand zijn drieërlei: particularistisch, godsdienstig en handelspolitiek. De oorzaken hangen onderling nauw samen. De Spaanse koning → Filips II voerde een beleid dat gericht was op het vestigen van een absolutistisch en centralistisch overheidsapparaat. Adel en steden voelden dit als een inbreuk op hun privileges. De religieuze politiek van de koning, die zich opwierp als de verdediger van het rooms katholicisme, botste met de tolerantie in de Nederlanden tegenover andersdenkenden. De handel werd gehinderd door de voortdurende onrust die de strijd tegen de → Reformatie met zich meebracht.

Feitelijk is de Tachtigjarige Oorlog een gevolg van de Nederlandse Opstand, die meestal gedateerd wordt van 1559-1609. In dit lemma wordt zowel de Nederlandse Opstand als de Tachtigjarige Oorlog behandeld.

het begin van de opstand<kke> (1555 1567). Filips II volgde in 1555 zijn vader → Karel V in de Nederlanden op.

In 1559 vertrok hij voorgoed naar Spanje. Na zijn vertrek ontstond er onrust als gevolg van de reorganisatie van het kerkelijk en wereldlijk bestuur en de blijvende aanwezigheid van Spaanse troepen. Door de hervormingen op kerkelijk gebied (→ Rooms Katholieke Kerk, Nederland) werden de eisen waaraan geestelijken moesten voldoen hoger. Hierdoor werd het voor de adel, die tot dan toe zonder veel moeite aantrekkelijke kerkelijke functies had kunnen vervullen, moeilijker deze posities te verkrijgen. De steden op hun beurt vreesden de invloed in de Gewestelijke Staten van de bisschoppen die voortaan door de koning werden benoemd. De hervormden waren bang voor hardere vervolgingen. De hogere adel maakte bezwaar tegen de instelling van de → Consulta naast de bestaande → Collaterale Raden. De edelen hadden als lid van de → Raad van State slechts een adviserende stem, terwijl ze verantwoordelijk werden gesteld voor maatregelen, waarover ze niets te zeggen hadden. Ook hadden ze bezwaar tegen de grote invloed die kardinaal → Granvelle als lid van de Consulta op het bestuur had. De Staten Generaal ondersteunden deze bezwaren door in 1558 en 1559 bij het toestaan van → beden invloed op het bestuur te eisen.

Leider van de adellijke oppositie werd → Willem van Oranje. Hij stichtte in 1562 de Ligue der Groten, waarbij zich bijna alle leden van de hoge adel aansloten. De Ligue streefde naar een regering van edelen uit de Nederlanden, die zou regeren op basis van de oude plaatselijke privileges, in plaats van een centraal gezag met een beperkte invloed van de Nederlandse adel. In 1561 vertrokken de Spaanse troepen en in 1564 werd Granvelle ontslagen. De hoge adel kreeg echter de regering niet in handen. In 1565 liet Filips in antwoord op een verzoek van de hoge adel weten dat de regering bleef zoals zij was en dat de kettervervolgingen streng moesten worden voortgezet. De brieven van Filips maakten een enorme indruk. Vooral bij de lage adel ontstond grote opwinding. Deze groep voelde zich bedreigd door de toenemende economische macht van de burgerij. In 1565 sloten zij het Verbond der Edelen (→ Compromis), dat op 5.4.1566 aan landvoogdes → Margaretha van Parma het eerste smeekschrift aanbood, waarin beëindiging van de kettervervolging werd gevraagd. Margaretha beloofde enige verzachting van de maatregelen tegen de ketters, maar deze was zeer gering. Ondertussen organiseerde het groeiend aantal calvinistische gemeenten zich in het Verbond der Consistoriën en de handelaren in het Verbond der Kooplieden. Op 14.7.1566 kwamen de drie verbonden in Sint Truiden bijeen. De consistoriën en kooplieden stelden voor een leger te vormen dat onder leiding moest staan van de lage adel. De adel voelde daar niet voor, maar bood op 31.7. een tweede smeekschrift aan. Dit werd door Margaretha afgewezen. In augustus 1566 brak de → Beeldenstorm uit. De adel was bevreesd voor deze volksbeweging en sloot daarom een akkoord met Margaretha (→ Compromis). Ook de calvinistische kooplieden wendden zich van het verzet tegen de regering af. Vele edelen, waaronder Willem van Oranje, weken uit. Voordat de nieuwe landvoogd, → Alva, arriveerde was de regering de toestand al meester.

eerste periode<kke> (1568 1576). Aanvankelijk leek Alva's taak, het vestigen van een centraal gezag en het uitroeien van de ketterij, eenvoudig.

De uitgeweken edelen waagden enkele invallen, maar boekten geen succes. In 1572 kwam een ommekeer doordat de → watergeuzen erin slaagden Den Briel in te nemen. Dit leidde tot opstanden elders in Holland en Zeeland. Veere, Vlissingen en Enkhuizen kozen de zijde van Willem van Oranje, waardoor de opstandelingen de Maas en Scheldemond en de Zuiderzee beheersten. Steeds meer steden sloten zich bij de opstand aan, meestal onder invloed van een kleine maar goed georganiseerde plaatselijke groep calvinisten. Uiteindelijk bleven alleen Amsterdam, Goes en Tholen aan Spaanse zijde. Alva werd nu ook in het zuiden bedreigd: Willem van Oranje was vanuit het oosten tot voorbij Brussel getrokken en Lodewijk van Nassau had Mons bezet. Hierdoor moest Alva zijn troepen in het zuiden samentrekken en kreeg de opstand in Holland de gelegenheid zich te organiseren. In 1572 kwam in Dordrecht de eerste vrije Statenvergadering bijeen. Oranje werd als wettig stadhouder van de koning erkend. Er werd niet aangestuurd op een breuk met de koning: men deed het voorkomen alsof de opstand tegen Alva was gericht. Mede doordat steun uit Frankrijk uitbleef, moest Lodewijk Mons weer opgeven en trok Willem van Oranje zich terug naar Holland. Er volgde een Spaans offensief waarbij de Spanjaarden ondermeer in Mechelen, Zutphen en Naarden zeer wreed optraden. Eenzelfde lot trof Haarlem, dat na een beleg van zeven maanden werd ingenomen (1573). Het lot van Haarlem prikkelde de opstandelingen tot volhouden. De Staten verboden de rooms katholieke eredienst. Oranje begreep dat hij voor het slagen van de opstand van de calvinisten afhankelijk was en sloot zich bij hen aan. Het Spaanse offensief werd tot staan gebracht, ondermeer door het mislukken van het beleg van Alkmaar (1573). Filips verving daarop in 1573 Alva door → Requesens. Toen deze in 1576 plotseling stierf, leidde dit tot de → Spaanse furie, de muiterij van de slechtbetaalde troepen. De uitbarsting van Spaans geweld dreef de gewesten naar elkaar, waardoor de Pacificatie van → Gent totstandkwam, waardoor het ideaal van Oranje bereikt leek: de opstand was over alle Nederlandse gewesten uitgebreid, met als basis godsdienstige verdraagzaamheid.

tweede periode<kke> (1576 1579). Tijdens deze periode bleek hoe moeizaam de verhouding tussen de noordelijke en zuidelijke gewesten was. Na de bevestiging van de Pacificatie van Gent, hadden de Staten Generaal met de nieuwe landvoogd Don Juan (→ Jan van Oostenrijk) het → Eeuwig Edict gesloten, waarbij werd bepaald dat de rooms katholieke godsdienst de heersende zou zijn. Dit was onaanvaardbaar voor Holland en Zeeland; het was ook in strijd met de Pacificatie van Gent. In deze gewesten hadden bovendien de lagere klassen en de steden de macht van de adel overgenomen. De Zuidnederlandse edelen vertrouwden daarom Oranje niet meer. De opvolger van Don Juan, Alessandro → Farnese (ook Parma genoemd), wist deze tegenstellingen handig uit te buiten. Hij slaagde erin in 1579 de Unie en het Traktaat van → Atrecht totstand te brengen, waardoor Artois en Henegouwen zich weer bij Spanje aansloten. Als reactie hierop sloten de noordelijke gewesten en de grote steden van Brabant en Vlaanderen de Unie van → Utrecht.

derde periode<kke> (1579 1588). In 1579 nam Parma Maastricht in en sloot 's Hertogenbosch zich bij hem aan.

In 1580 gingen door het overlopen van → Rennenberg Groningen en delen van Drenthe en Overijssel verloren. In hetzelfde jaar deed Filips II Willem van Oranje in de → ban, waarop de Staten Generaal Filips bij de Acte van → Verlatinghe van 26.7.1581 niet langer als koning erkenden. De soevereiniteit werd opgedragen aan → Frans van Anjou, een broer van de Franse koning. Hiermee hoopte men hulp van Frankrijk te krijgen, maar zijn regering werd een mislukking. Hij was niet tegen Farnese opgewassen. In 1583 keerde hij naar Frankrijk terug. De opstandelingen kregen nog meer tegenslagen te verwerken: in 1584 werd Willem van Oranje vermoord, terwijl Brugge, Gent, Brussel, Mechelen, Nijmegen en Doesburg zich aan Farnese onderwierpen. De inname van Antwerpen in 1585 markeerde feitelijk het verloren gaan van de Zuidelijke Nederlanden voor de opstand. Na de dood van Willem van Oranje was er geen centrale leiding meer. Zijn zoon → Maurits was weliswaar tot stadhouder van Holland en Zeeland gekozen, maar had nog weinig gezag. De Staten Generaal waren hierdoor gedwongen steun in het buitenland te zoeken. De Engelse koningin Elisabeth, die het herstel van het Spaanse gezag in de Nederlanden wilde voorkomen, stuurde vijfduizend man hulptroepen onder leiding van → Leicester, die als landvoogd werd aangesteld. Zijn bewind werd een mislukking en in 1587 werd hij door Van → Oldenbarnevelt naar Engeland teruggestuurd. De Staten Generaal besloten in 1588 zelf de macht in handen te nemen. Hiermee was feitelijk de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ontstaan, die bestond uit Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Groningen.

vierde periode<kke> (1588 1609). De eerste tien jaren van deze periode lieten een ommekeer in de militaire situatie zien. In 1588 leek het erop dat de val van Holland nog maar een kwestie van tijd was. In 1589 moest Farnese naar Frankrijk, omdat Spanje zich had gemengd in de strijd om de Franse troon. In de Republiek werd het politieke en militaire gezag hersteld onder leiding van respectievelijk Van Oldenbarnevelt en Maurits. Maurits bouwde een goed geoefend huurleger op, waarmee hij een groot aantal veroveringen deed. Hierdoor werd de positie van de Republiek zo versterkt, dat in 1596 met Engeland een Frankrijk een verbond kon worden gesloten, waarbij deze staten de onafhankelijkheid van de Republiek erkenden. Na 1600 werd de situatie voor de Republiek weer minder gunstig. De nieuw aangetreden Spaanse legeraanvoerder → Spinola boekte vele successen, terwijl Frankrijk en Engeland vrede sloten met Spanje. Beide partijen hadden belang bij vrede. Omdat de tegenstellingen nog niet te overbruggen waren, kwam het in 1609 slechts tot het sluiten van een → Twaalfjarig Bestand.

vijfde periode<kke> (1621 1648). Na afloop van het bestand boekte de Republiek onder stadhouder Frederik Hendrik (1625 1647) grote successen.

Hij wist zich binnenlands ook een sterke positie te verwerven. Dit verontrustte vele machthebbers in de steden. Deze waren ook niet blij met het voortdurend zuidwaarts oprukken van Frederik Hendrik. Als Antwerpen zou worden veroverd, kon deze stad weer een concurrent worden. Ook het idee dat Frankrijk een directe buur van de Republiek zou worden stond hen niet aan. De dood van Frederik Hendrik maakte een einde aan zijn pro Franse politiek. De weg kwam vrij voor het sluiten van de Vrede van → Munster (1648), die een einde maakte aan de oorlog met Spanje. De Republiek werd door Spanje als zelfstandige staat erkend.