Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Slavenhandel

betekenis & definitie

Slavenhandel, als uitvloeisel van → slavernij een even oud verschijnsel. De slavenhandel nam enorm toe na de ontdekking van Amerika (1492), omdat exploitatie van de Nieuwe Wereld slechts door gedwongen arbeid van lijfeigenen mogelijk was.

De inheemse Indiaanse bevolking bleek geestelijk en lichamelijk niet geschikt voor plantage- en mijnarbeid. Op aanraden van de priester Las Casas werden zwarte Afrikanen geïmporteerd, die in Spanje en Portugal overigens reeds sinds de late middeleeuwen als slaaf werden gebruikt. De inzet van negerslaven voldeed zo goed, dat tot in de 19e eeuw miljoenen Afrikanen naar Amerika werden verscheept. De vraag naar slaven bleef aanhouden, omdat voortdurend nieuwe plantages werden gesticht en de slavenpopulatie zichzelf niet in stand hield, namelijk als gevolg van de grote sterfte door de barre lichamelijke en geestelijke leefomstandigheden en door de ongunstige getalsmatige verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Slavenhandel was aanvankelijk vooral een aangelegenheid van Portugezen, die een monopoliepositie op de Afrikaanse kust hadden. Sinds het einde van de 16e eeuw begonnen andere naties deel te nemen. De Nederlandse bemoeienis nam toe door de behoefte aan slaven voor de eigen koloniën, zoals Brazilië, Guyana en Tobago. Na de verovering van → Sint-George del Mina aan de Afrikaanse westkust (1637) had de wic haar eigen inkooppunt, vanwaar de slaven meestal naar → Curaçao werden gebracht, dat als depot fungeerde. In de tweede helft van de 17e eeuw gaf de Nederlandse slavenhandel de toon aan (tien maal zo groot als de Engelse). De wic haalde grote winsten uit de slavenhandel. Slavenschepen maakten meestal een cyclus van drie reizen, de driehoekshandel genaamd: 1. van de thuishaven naar Afrika met ruilgoederen; 2. van Afrika naar Amerika met slaven; 3. van Amerika naar de thuishaven met Amerikaanse produkten als tabak en suiker. Naar schatting werden in de 17e eeuw honderdduizend en in de 18e eeuw vierhonderdduizend slaven naar de Nederlandse koloniën verscheept, ongeveer vijf procent van het totale Atlantische slavenvervoer. Het gros ging naar de suikerplantages van Suriname. Aan het eind van de 18e eeuw rees veel verzet in abolitionistische kringen tegen slavernij en slavenhandel en de daarbij behorende uitwassen en wreedheden. Bij kb van 15.6.1814 werd slavenhandel verboden aan onderdanen van de Nederlandse kroon. De handel was al eerder stopgezet toen de Nederlandse koloniën in de → Franse tijd onder Engels tussenbestuur vielen; Engeland had namelijk al in 1807 de slavenhandel verboden. Illegale handel bleef overigens geruime tijd bestaan.