Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Ruiter

betekenis & definitie

Ruiter (Ruyter), Herman de, Nederlands geuzenleider, *circa 1540, +(gesneuveld) 19.12.1570 slot Loevestein. De Ruiter was een veehandelaar uit 's-Hertogenbosch en nam in 1567 deel aan de bezetting van deze stad.

Hij moest voor → Alva vluchten, werd door de → Raad van Beroerten veroordeeld en sloot zich aan bij de opstandelingen in de Betuwe. Op 9.12.1570 nam hij met enkele makkers, die verkleed als monniken onderdak vroegen, bij verrassing slot Loevestein, dat slechts door een slotvoogd werd beheerd. Bij de herovering van het slot door de Spanjaarden kwam De Ruiter om het leven.