Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Paleolithicum

betekenis & definitie

Paleolithicum [Gr. palaios, oud; lithos, steen], Oude Steentijd, eerste periode uit de prehistorie, eindigend circa 9000 v.Chr. met het begin van het Holoceen en het → Mesolithicum.

In deze periode vond de evolutie van de mens plaats. Gezien verschillende vondsten van mensachtigen of hominiden heeft de bakermat in Afrika gelegen. De oudste fossielen van mensachtigen stammen van Australopithecinae (`zuid'-mensen) en dateren van ongeveer viereneenhalf tot vier miljoen jaar geleden. De eerste door mensen vervaardigde stenen werktuigen zijn op zijn minst tweeëneenhalf miljoen jaar oud. Ze worden gezien als het werk van de Homo habilis (de `handige' mens, circa 2,5/2-1,6 miljoen jaar geleden), een hominide die rond 1,6 miljoen geleden plaats maakte voor Homo erectus (de rechtopgaande mens). Vanaf circa één miljoen jaar geleden verspreidden deze mensachtigen zich ook buiten Afrika; fossielen zijn onder andere in China en op Java ontdekt. Wat betreft de vroegste vondsten in Europa is er nog onduidelijkheid. Het meest aannemelijk is dat de mens circa vijfhonderdduizend jaar geleden in dit werelddeel is verschenen. Buiten discussie zijn diverse vondsten met een ouderdom van tussen de vierhonderdduizend en driehonderdvijftigduizend jaar. Daarbij bevinden zich ondermeer fossielen uit Zuid-Frankrijk die zowel aan Homo erectus als aan een vroege vertegenwoordiger van Homo sapiens (de `wetende' mens) zijn toegeschreven. Over het verschijnen van de huidige mens (Homo sapiens sapiens), rond 35 000 v.Chr., bestaan twee theorieën. De eerste beschouwt de Homo sapiens neanderthalensis als directe voorouder. De Neandertaler zou op zijn beurt afstammen van in Europa levende vroege Homo sapiens-vormen. De tweede theorie meent dat de Neandertalers vervangen zijn door nieuwkomers afkomstig uit Afrika, die na een lange reis (de meningen over de duur ervan verschillen van ongeveer 65 000 tot ongeveer 765 000 jaar) in Europa terechtkwamen.

De ontwikkeling van het Europese Paleolithicum heeft zich afgespeeld in en is bepaald door het Pleistoceen. Deze periode wordt gekenmerkt door koudere perioden, ijstijden of glacialen (Günz, Mindel of Elster, Riss of Saale en Würm of Weichsel), afgewisseld door warmere perioden, tussenijstijden of interglacialen (Cromer-, Holstein- en Eemtijd). De vroegste artefacten uit Nederland stammen uit het Midden-Paleolithicum (circa 300 000-35 000 v.C.). Een artefact is een door mensen gemaakt voorwerp. Van de vindplaatsen met de vroegste sporen van menselijke activiteiten, in het bijzonder vuurstenen werktuigen en afval, moeten de Belvédèdere-groeve bij Maastricht en Rhenen worden genoemd. Opmerkelijk zijn verder de resten van een aantal Neandertalers in België, bijvoorbeeld in grotten te Spy en Engis. De meeste paleolithische vondsten bestaan uit stenen werktuigen en afval, die bij voorkeur van vuursteen en in mindere mate van kwartsiet werden gemaakt. De (vuur)steenindustrie, die geassocieerd wordt met Neandertalers, wordt Moustérien genoemd. Kenmerkend voor de oudere traditie van (vuur)steenbewerking (het Acheuléen) zijn tweezijdig geretoucheerde artefacten, bovenal vuistbijlen of bifaces. Het Abbevillien met zijn primitieve vuistbijl wordt tegenwoordig als een vroege fase van het Acheuléen gezien. Het Clactonien is een vuursteenindustrie die wordt gekarakteriseerd door het voorkomen van afslagen en kernwerktuigen (choppers en chopping tools) en het ontbreken van vuistbijlen. Volgens sommigen is deze industrie door een andere groep mensen vervaardigd dan het Acheuléen. Anderen daarentegen beschouwen beide tradities eerder als het werk van dezelfde mensen. Clactonien zou in dat geval een Acheuléen-industrie zijn, waarbij vuistbijlen afwezig zouden zijn, omdat ze voor de activiteiten ter plaatse niet nodig waren.

Tijdens het Midden-Paleolithicum ontwikkelde de vuursteenindustrie zich verder. Kenmerkend voor het Laat-Paleolithicum zijn lange, smalle afslagen (klingen), die tot werktuigen, zoals schrabbers, boren en stekers, werden geretoucheerd.

In het Laat-Paleolithicum werd de vuursteenbewerking nog meer verfijnd. In deze periode ontstonden op uitgebreide schaal activiteiten die wij met kunst associëren. Beensculpturen en graveringen op been zijn van Zuidwest-Europa tot in Zuid-Rusland gevonden; rotsschilderingen en gravures vooral in Zuid-Frankrijk (Lascaux) en Noordwest-Spanje (Altamira).

In Nederland en België worden de volgende Laat-Paleolithische

culturen onderscheiden: → Aurignacien, → Périgordien, → Magdalénien, → Hamburgcultuur, → Creswellcultuur en → Ahrensburgcultuur.