Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Grote Raad

betekenis & definitie

Grote Raad (Fr. Grand Conseil), middeleeuws bestuurscollege dat in Frankrijk de Koning en in → Bourgondië de hertog ter zijde stond.

De Grote Raad ontwikkelde zich tijdens → Filips de Goede tussen 1435 en 1445 uit de Hofraad, in het kader van de voortschrijdende centralisatie. Beide instanties, Grote Raad (voor recht en rechtspraak) en Hofraad, bestonden oorspronkelijk naast elkaar. De Hofraad vergezelde de vorst in het algemeen op zijn reizen en werd gesplitst in een aantal afdelingen, waaruit later afzonderlijke colleges ontstonden (→ Collaterale Raden). De vorming van de Grote Raad leidde tot centralisatie van de rechtspraak en was juist daarom een belangrijk instrument in de aanval op de gewestelijke verscheidenheid in de Nederlanden. De Grote Raad ontwikkelde zich in de loop van de 15e eeuw tot een zelfstandig orgaan met een eigen kanselarij en een openbaar ministerie. Het advies van de Grote Raad was bij juridische geschillen doorslaggevend; de Raad diende als beroepsinstantie voor territoriale geschillen. De Grote Raad was zelfs bevoegd op verzoek van een van de partijen in een rechtszaak de schepenrechtbank of een territoriaal hof hun bevoegdheid om recht te spreken te ontnemen. Door → Karel de Stoute werd de Grote Raad verheven tot centraal gerechtshof (ordonnantie van → Thionville, 1473). De Raad zetelde vanaf dat moment in Mechelen, kreeg een bezoldigde ambtenarenstaf, en reisde niet meer met de hertog mee. Onder → Filips de Schone werd een gedeelte van de Grote Raad afgesplitst dat wederom de hertog op zijn reizen begeleidde. Vanaf 1516 werd deze Raad → Geheime Raad (Conseil Privé) genoemd. De Grote Raad kreeg op 26.10.1531 van → Karel V een nieuwe instructie (→ Grote Raad van Mechelen).