Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Afscheiding

betekenis & definitie

Afscheiding, de uittreding uit de → Nederlandse Hervormde Kerk in 1834 door een groep gelovigen onder leiding van dominee De Cock in Ulrum, uit verzet tegen het Algemeen Reglement van 1816, waarbij koning Willem I het bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk had geregeld. Het was een volksbeweging, die terug wilde naar het oude, dat wil zeggen herstel van de → Dordtse kerkorde.

De afgescheidenen stichtten in 1834 de → Christelijke Gereformeerde Kerk. Zij werden vervolgd met boeten, inkwartiering en gevangenschap op grond van het godsdienstartikel in de grondwet, dat alleen van bescherming van de `bestaande' godsdiensten sprak en met beroep op een verouderd artikel uit Napoleons Wetboek, waarbij vergaderingen van meer dan twintig personen verboden konden worden. → Groen van Prinsterer nam het voor hen op; in 1839 werden zij onder bepaalde voorwaarden erkend. Nog lang bleef hun scheldnaam Koksianen. Een deel van de afgescheidenen week onder leiding van de predikanten Van Raalte en Scholte uit naar Amerika. In de staten Michigan en Iowa stichtten zij respectievelijk de plaatsen Holland en Pella. In 1892 verenigden de Christelijk Gereformeerden zich met een andere afscheidingsbeweging (de → Doleantie) tot de → Gereformeerde Kerken in Nederland. Een groep die zich daarbij niet aansloot, heet nog steeds de Christelijke Gereformeerd Kerk.