Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Admiraliteit

betekenis & definitie

Admiraliteit, het bewind en het rechtsgebied over de oorlogsmarine van de Republiek der Verenigde Nederlanden. De naam admiraliteit is afgeleid van de vijf colleges (admiraliteitscolleges) in de Republiek die onder het opperbewind van de → admiraal-generaal het bewind over de zeezaken voerden.

De admiraliteiten van Hoorn, Rotterdam en Veere waren oorspronkelijk door → Leicester opgericht. Aanvankelijk berustte de leiding van het krijgswezen te water bij de → Raad van State, maar sinds 1593 bij de Staten-Generaal en de admiraal-generaal. In 1597 werden de admiraliteitscolleges gereorganiseerd en tot vijf uitgebreid: Amsterdam, Rotterdam (admiraliteit van de Maas), het Noorderkwartier (beurtelings zitting in Hoorn en Enkhuizen), Middelburg (admiraliteit van Zeeland) en tot 1645 Dokkum, daarna Harlingen (admiraliteit van Friesland). De admiraliteitscolleges waren belast met het handhaven van de veiligheid op zee, het monsteren en het afdanken van scheepsvolk, het heffen en beheren van de → konvooien en licenten en met de jurisdictie bij het prijsverklaren. Later kwamen er nog andere belastingen voor het zeewezen bij, bijvoorbeeld last- en veilgeld. Daar het toezicht van de Staten-Generaal een dode letter werd, konden de admiraliteitscolleges zich aan controle onttrekken en zich op eigen voordeel toeleggen. De opbrengsten bleven onvoldoende om de oorlogsvloot goed uit te rusten. In 1795 werden de admiraliteitscolleges opgeheven en vervangen door een Comité tot de Zaken van de Marine.

In de Spaanse Nederlanden werd de admiraliteit door de edicten van Alexander → Farnese in 1580, in 1590 en in 1596 heringericht. Raden van admiraliteit werden ingesteld in Antwerpen en in Duinkerken, met het oog op de oorlogvoering op de Schelde en ter zee. Zij traden ook op als prijzenhoven; daarvan was hoger beroep mogelijk op een Opperste Admiraliteitsraad naast de landvoogd. Die raden werden tijdens het → Twaalfjarig Bestand afgeschaft; in 1626 hersteld en in 1694 voorgoed opgeheven. Na het verlies van Duinkerken (1658) werd de raad aldaar overgebracht naar Brugge en later naar Oostende.

< >