Staten-Generaal, 1. Algemene Staten, samengesteld uit vertegenwoordigers van alle gewesten.
De Staten-Generaal werden voor het eerst op 9.1.1464 door de Bourgondische hertog → Filips de Goede bijeengeroepen. Zij hadden geen bestuursbevoegdheid en mochten slechts beslissen over het toestaan van → beden. In tijden van nood konden zij echter een belangrijke rol vervullen; zo dwongen ze in 1477 aan → Maria van Bourgondië het → Groot Privilege af en in 1576 sloten zij de Pacificatie van → Gent. Tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden behandelde dit college zaken die de Unie (algemene zaken) betroffen: zo hadden zij het bestuur over de → Generaliteitslanden, terwijl de vocen de wic in hun naam over overzeese gebieden regeerden. In 1795 werden de Staten-Generaal in de Noordelijke Nederlanden opgeheven om een jaar later vervangen te worden door een Nationale Vergadering (→ Bataafse Republiek). In de Zuidelijke Nederlanden kwamen de Staten-Generaal tussen 1632 en 1790 niet bij elkaar. 2. Vanaf de grondwet van 1814 de Nederlandse volksvertegenwoordiging, bestaande uit de → Eerste en de → Tweede Kamer. De kamerleden vormen samen met de regering de wetgevende macht en ze controleren het regeringsbeleid.