Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Vetten

betekenis & definitie

zijn chemische verbindingen van vetzuren (stearine-, palmitine- en oliezuren) met de alcohol glycerine. Ze bestaan alleen uit de basiselementen kool-, water- en zuurstof en worden verbrand zonder resten achter te laten.

Het lichaam moet dagelijks 0,8-1 g vet per kg lichaamsgewicht toegevoerd krijgen, hoewel het in staat is uit koolhydraten binnen zekere grenzen v. op te bouwen. V. is een belangrijke vorm waarin energievoedingsstoffen in het lichaam opgeslagen worden. Het onderhuidse vetweefsel en het vetweefsel in de meest uiteenlopende organen en vele organen zelf (lever) kunnen geweldige hoeveelheden vet opslaan. Vet is een slechte warmtegeleider en daardoor een goede warmtebeschermer. Te grote ophopingen leiden tot stoornissen in de stofwisseling, of worden daardoor veroorzaakt. Voor de gezondheid hebben melkvet en plantaardige v. de meeste waarde.

Deze zijn ook het best te verteren. Dierlijke vetten (reuzel en talk) zijn zwaar verteerbaar en in zoverre ongezond, dat zij water, zouten en dierlijke stofwisselingsslakken in het lichaam vasthouden. Daarom vereist een gezonde, in het bijzonder een geneeskrachtige voeding het vermijden van dierlijke vetten. Aan de behoefte aan vet kan voldaan worden met boter, plantaardige vetten en oliën. De koud geslagen of geperste plantaardige vetten zijn het meest waardevol. Chemisch geëxtraheerde en geraffineerde vetten hebben aanzienlijk in waarde ingeboet.

Ideaal en het meest natuurlijk, maar niet altijd uitvoerbaar, is het eten van noten, olijven of zaden van olievruchten (zonnepitten, enz.). De afbraak van vetten in het lichaam vereist een rijkelijk voorhanden zijn van koolhydraten. „De vetten verbranden alleen geheel in het vuur van de koolhydraten.” Wanneer in het lichaam niet voldoende koolhydraten worden aangeboden of verbrand, zoals bij suikerziekte, en in verhouding daarmee veel v. aangevoerd, dan ontstaan in de stofwisseling giftig werkende zuren (aceton, acetazijnzuur, oxyboterzuren, enz.), die zuurvergiftiging van het lichaam bewerkstelligen. (diabetisch coma). Deze zuren worden in de uitgeademde lucht en de urine uitgescheiden en kunnen daarin chemisch aangetoond worden. Ook in geval van honger kunnen dergelijke processen tot ontwikkeling komen, omdat dan het lichaam zich voedt met opgeslagen vet zonder koolhydratenverbranding.