Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Trombose

betekenis & definitie

vorming van bloedstolsels in de bloedsomloop, in het bijzonder in de aderen. Heeft afsluiten van vaten tot gevolg, waardoor de weefsels in het verzorgingsgebied van die vaten te lijden hebben, in het bijzonder door stuwing.

Veranderingen aan de binnenkant van de vaatwanden door ontstekingen of degeneratieprocessen. Dikwijls bij tyfus, kraamvrouwekoorts, na zware operaties of bevallingen. Wanneer het stolsel of een deel daarvan door de bloedstroom meegesleept wordt en in nauwere gedeelten van de vaten vastloopt, ontstaat embolie. Behandeling: preventie door koortsdieet, vasten, fruitkuur, bloedzuigers, wassingen, kompressen, wikkels, wanneer t. dreigt. Wanneer t. een feit is: rust houden, bloedzuigers, leemwikkels, azijnwateromslagen; na afloop of bij ontstekingen zinkolieverband met beweging. Bloedsomloop stimuleren.Homeopathie: Arnica D3, Hamamelis D2, Apis D3, Arsenicum D4-6, Lachesis D10, Sulfur jodatum D3-4, Carduus marianus Ø. Biochemie: Kalium phosphoricum D6, Ferrum phosphoricum D6.