Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Wervelkolom

betekenis & definitie

de vaste, maar toch naar alle kanten beweeglijke kolom in de romp. Samengesteld uit 7 halswervels, 12 borstwervels en 5 lendenwervels en rustend op het heiligbeen.

Aan de voorkant liggen de massieve wervellichamen; aan weerszijden van het wervellichaam breiden de wervelbogen zich uit, die naar achteren toe samenkomen en zo een opening, het wervelkanaal, omsluiten. Aan de achterkant bevindt zich het doornuitsteeksel. Opzij heeft de wervel aan weerskanten een dwarsuitsteeksel en aan de boven- en onderkant steeds twee gewrichtsuitsteeksels, waardoor steeds twee op elkaar liggende wervels in een gewricht met elkaar verbonden zijn. Tussen de wervels liggen de kraakbeenschijven (tussenwervelschijven ).Deze bestaan uit een vezelkraakbeenring, die een zachte geleikern omsluit. Wanneer de vezelring scheurt kan de geleikern naar buiten puilen en door druk op het ruggemerg en de daaraan ontspringende zenuwwortels hevige pijn veroorzaken. Veel ischiaspïjnen kunnen op dergelijke veranderingen berusten (verzakking van de tussenwervelschijven). De w. wordt bij elkaar gehouden door grote en kleine banden tussen de uitsteeksels en lichamen en heeft in het lendengedeelte een natuurlijke kromming naar voren (lordose), in het borstgedeelte een dergelijke kromming naar achteren (kyphose) en in het halsgedeelte weer een lichte welving naar voren (lordose). De reeks kraakbeenschijven en de natuurlijke krommingen van de w. moeten alle stoten die het lichaam treffen kunnen opvangen.