Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Fruit

betekenis & definitie

een beslist niet scherpte definiëren verzamelnaam, die alle eetbare, vlezige vruchten omvat, met uitsluiting van de noten enerzijds en de als groente gebruikte vruchten, zoals komkommer, tomaat en aubergine, anderzijds. Tegenwoordig rekent men tomaten ook vaak bij het f.

Bestaat voor het grootste deel uit water en daarom heeft het geen hoge caloriewaarde. Het gehalte aan mineralen, vitaminen, auxonen en andere verse levende stoffen is daarentegen zo rijk, dat f. biologisch gezien tot de meest waardevolle voedingsmiddelen behoort. Dieetkundig is het ontbreken van caloriedragers, vetten, urinezuurvormende bestanddelen in het fruit voor die gevallen waarin de spijsvertering ontzien moet worden even belangrijk als het gehalte aan cellulose, dat het spijsverteringskanaal aanzet en actief houdt. De basische mineralen zijn van grote waarde voor een basenrijke voeding. Door de aromatische bestanddelen heeft f. veel smaak en is aangenaam om te eten. De rijkdom aan vitaminen maakt de verschillende fruitsoorten tot waardevolle levensmiddelen. Het beste rauw te eten, nadat het onder de kraan goed is gewassen.

Niet schillen, want daarmee verliest men de meest vitamineriike lagen, die direct onder de schil liggen. Koken doet de vitamine C en de andere levende stoffen voor een groot deel teniet.