Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Gepubliceerd op 11-06-2020

Vitaminen

betekenis & definitie

voedingsstoffen van vitaal belang. Behoren tot de zgn. aanvullende stoffen, die in vers voedsel in grote hoeveelheden voorhanden zijn.

Omdat zij niet, zoals de hoofdvoedingsstoffen eiwit, vet en koolhydraat, als calorieën meetbare energie leveren, is de betekenis ervan in de voedingsleer lange tijd niet onderkend. Ze zijn echter onontbeerlijk voor het op peil houden van de stofwisseling, van de groei en van de gezondheid. Er zijn reeds een groot aantal v. onderzocht en hun scheikundige opbouw is bekend, zodat het zelfs mogelijk is enkele v. langs synthetische weg samen te stellen. Ze worden verdeeld in hoofdgroepen, die aangeduid worden met de letters van het alfabet, b.v. vitamine A, B, C, enz. Deze worden naar behoefte verder onderverdeeld in subgroepen, die met een cijfer aangegeven worden, b.v. vitamine BI. Ook worden ze ingedeeld naar hun oplosbaarheid in water en in vet.

Wanneer een bepaald v. in het voedsel ontbreekt heeft dat gebreksverschijnselen tot gevolg. Men spreekt dan van avitaminose. Bij onvoldoende toevoer ontstaat onvoldoende verzorging met v.: hypovitaminose. Ook overmatige toevoer van zuivere v. kan stoornissen en beschadigingen teweeg brengen. De v. worden opgebouwd door planten, alleen in enkele uitzonderlijke gevallen en op zeer beperkte schaal kunnen mens en dier met medewerking van darmbacteriën zelf v. vormen. Van enkele daarvan worden de voorstadia in de plant gevormd, die pas in het dierlijk lichaam omgezet worden in de werkzame vormen.

De v. zijn bijzonder gevoelig. In het voedsel worden zij door koken, bewaren, contact met de lucht, mechanisch verwerken en verfijnen voor een deel teniet gedaan en in elk geval doen deze bewerkingen er afbreuk aan. De natuurgeneeskunde tracht door vitaminerijk, veelzijdig, natuurlijk vers voedsel het vitaminegebrek op te heffen en te voorkomen. Bij tekenen van een tekort moeten dan ook die voedingsmiddelen, die de ontbrekende vitamines in grote hoeveelheden bevatten, in grotere hoeveelheden toegediend worden.Vitamine A is het beschermende vitamine voor de dekcellen, dat in het lichaam gevormd wordt uit het voorstadium carotine. Dagelijkse behoefte: 2-6 mg carotine. Komt voor in groenten, wortelen, vruchten, melk, room, boter, eigeel, moedermelk, levertraan, lever. Belangrijk voor de haarvaten en vernieuwing van de cellen. Bij ontbreken: verweking van het hoornvlies, nachtblindheid, etteringen. Vitamine B bestaat uit een reeks van v.: BI voorkomt beschadiging van de zenuwen, beriberi. Aneurinchloride.

Dagelijkse behoefte: 1, 2-3 mg. Komt voor in vlies van de rijst, gist, spinazie, kool, peen, sla, erwten, linzen, bonen, aardappelen, tomaten, hazelnoten en amandelen. Belangrijk voor de afbraak van eiwitten, vetten en koolhydraten. Bij ontbreken: beri-beri, neuritis (zenuwontsteking). B2, lactoflavine, dagelijkse behoefte 1,6-2,6 mg. Komt voor in wei, gist, kiemen, lever, nieren, eigeel en groene planten.

Belangrijk voor weefselbeademing en groei. PP-factor; nicotinezuuramide, dagelijkse behoefte: 11-20 mg. Komt voor in gist, graansoorten, vruchten, groenten, melk, lever, nieren, spieren. Van belang voor de afbraakstofwisseling. Bij ontbreken: pellagra. B6, adermine, dagelijkse behoefte: 2-4 mg.

Komt voor in dezelfde voedingsmiddelen als de PP-factor. Ontbreken veroorzaakt stilstand in de groei, bloedarmoede en spierdystrofie. B12, kobalthoudende verbinding (dagelijkse behoefte 10-30 mg) en Bll, folinezuur, zijn belangrijk voor de bloedvorming. Ontbreken leidt tot pernicieuze anemie.

Vitamine C, ascorbinezuur, dagelijkse behoefte 100-120 mg. Komt in grote hoeveelheden voor in vruchten, groene planten, melk en lever. Belangrijk voor de afbraakstofwisseling. Ontbreken leidt tot scheurbuik.

Vitamine D, voorstadium ergosterine. Komt voor in visse-olie, cacaobonen, gist, levertraan, groene groenten. Ontbreken leidt tot stoornissen van de beendervorming, rachitis (Engelse ziekte).

Vitamine E, tocoferol, dagelijkse behoefte: 25 mg. Komt voor in verse kiemolie. Bij ontbreken: stoornissen van de hartspier, miskraam en te vroege geboorte, onvruchtbaarheid.

Vitamine F; voeding, die genoeg vet, maar geen onverzadigde vetzuren bevat, veroorzaakt dezelfde gebreksverschijnselen als voeding, die in het geheel geen vet bevat. Deze onverzadigde of essentiële vetzuren heeft men vitamine F genoemd. Dierlijk vet (spek, talg), maar ook geharde industrievetten en geraffineerde oliën bevatten vrijwel geen essentiële vetzuren. In kleine hoeveelheden treft men ze aan in melk en boter, in grotere hoeveelheden in graankiemen, noten, sojabonen. Koudgeslagen (natuurlijk geperste) plantaardige oliën zijn rijk aan dergelijke vetten. Deze stoffen zorgen er in de eerste plaats voor dat de in vet oplosbare vitaminen volledig verbruikt worden, vooral het provitamine A voor een soepel verlopende werking van de bijnierschors en als bescherming van de huid tegen ziekten vanuit de stofwisseling.

Vitamine H, gistgroeistof biotine, dagelijkse behoefte 0,01 mg. Huidfactor. Komt voor in gist, kiemen, melasse, lever, nieren, hersenen, wei, eigeel, compote, maïs. Bij ontbreken: eczeem, ontstekingen van huid en slijmvliezen, veranderingen in het bloed.

Vitamine K, phyllochinine, dagelijkse behoefte: 10-40 mg. Komt voor in groene planten. Ontbreken leidt tot verarming van het bloedplasma aan prothrombine en tot neiging tot bloeden.

Vitamine P, citrine, dagelijkse behoefte 30250 mg. Komt voor als vitamine C. Bij ontbreken: vermageren, bloedingen als bij scheurbuik. Pantotheenzuur. Komt voor in gist, graankiemen, zaden, lever, eigeel, knollen, wortelen, melk. Bij ontbreken: haar wordt grijs, haaruitval, auxonencomplex, zie auxonen.

De zo natuurlijk mogelijke voeding voorziet geheel in de totale behoefte aan vitamines. Geïsoleerde preparaten zijn alleen in uitzonderingsgevallen van betekenis.